AOW en EU-regels voor minimumlonen

De Europese Unie zet zich voortdurend in om de levensomstandigheden, de werkgelegenheid, de productiviteit én de inkomens van de EU-bevolking te verbeteren. Dat is geen geringe opgave met een dergelijke verscheidenheid aan lidstaten.

Derhalve heeft de Europese Unie een Richtlijn toereikende minimumlonen opgesteld, die moet leiden naar meer eenheid én zekerheid voor werknemers met een minimumloon. Die richtlijn geldt dus ook voor Nederland. Iedere lidstaat kan zelf de invulling bepalen, mits deze binnen de Europese eisen blijft.

Minister Van Hijum heeft deze richtlijn deels aangepast en aan de Tweede Kamer gepresenteerd. De reacties waren verdeeld. 8 Oktober 2024 werd hierover gestemd. De Tweede Kamer accordeerde de voorstellen van minister Van Hijum.

Klik snel door naar:

  1. Richtlijn toereikende minimumlonen
  2. Debat over bestaanszekerheid en rol van de Europese Unie
  3. Voorstellen van minister Van Hijum geaccordeerd
  4. Doel richtlijn toereikende minimumlonen in de Europese Unie
  5. Taken van de lidstaten
  6. Minimaal 80% van de werknemers moet onder een CAO werken
  7. Hervorming toeslagen- en belastingstelsel
  8. Financiële bijstand voor minima verschilt flink per gemeente

Richtlijn toereikende minimumlonen

Het Europees Parlement ging in 2022 akkoord met de Richtlijn toereikende minimumlonen in de Europese Unie. De lidstaten dienen deze richtlijn binnen twee jaar in hun nationale wetgeving te implementeren. In Nederland zal dat 15 november 2024 zijn. Op 24 april 2024 werd daartoe bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend voor de Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen, waarin indicatieve referentiewaarden werden vastgesteld in een ministeriële regeling. Deze dienen als niet-bindende leidraad bij het beoordelen van de toereikende van het minimumloon. Iedere lidstaat kan zélf de invulling bepalen, mits deze binnen de Europese eisen blijft. September 2024 zond minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) de concept-tekst van de wijziging in de Regeling naar de Tweede Kamer. Hieronder ziet de u ‘indicatieve referentiewaarden’ zoals de minister die aan de Tweede Kamer presenteerde:

  • van de fulltime werkende minimumloonverdieners dient het netto besteedbare inkomen gemiddeld 128% van de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud te zijn;
  • het bruto wettelijk minimumloon is 50% van het salaris van de doorsnee Nederlander.

De bruto AOW-bedragen zijn gekoppeld aan het netto minimumloon, zodat een stijging van het minimumloon ook een stijging van de AOW-bedragen veroorzaakt. Bekijk hier onze voorspellingen voor 2025.

Debat over bestaanszekerheid en rol van de Europese Unie

4 Oktober jl. vond hierover een debat in de Tweede Kamer plaats. Deze reageerde verdeeld. GroenLinks/PvdA vonden te plannen te weinig ambitieus. Samen met de SP menen ze dat het bruto wettelijk minimumloon niet 50%, maar 60% van het mediaan salaris (de middenwaarde van alle salarissen) zou moeten zijn. Daarmee zou het huidige minimumloon van € 13,68 per uur, kunnen stijgen naar ongeveer € 16,00 per uur. De VVD en SGP daarentegen waren de mening toegedaan dat Europa zich te veel inmengt in nationale aangelegenheden. Daarmee was minister Van Hijum het deels eens. Bovendien meende hij dat een te snelle verhoging van het minimumloon tot negatieve gevolgen van de werkgelegenheid zou leiden. Bovendien zou dit debat bedoeld zijn om over de kaders te spreken, die bepalen of het loon voldoende is voor bestaanszekerheid. Het debat zou  niet specifiek over de stijging van het minimumloon gaan, zo gaf hij aan.

N.B. De middenwaarde van alle salarissen is niet geheel conform de werkelijke mediaan. De grote groep rijken veroorzaakt een stijging van de middenwaarde.

Voorstellen van minister Van Hijum geaccordeerd

Op dinsdag 8 oktober werd over de voorstellen gestemd. De Tweede Kamer accordeerde de wetswijzigingen, zoals die door minister Van Hijum waren voorgesteld. De ingediende moties om te bewerkstelligen dat het bruto wettelijk minimumloon niet 50%, maar 60% van het mediaan salaris (de middenwaarde van alle salarissen) zou moeten zijn, wees de Tweede Kamer af. Het voorstel gaat vervolgens naar de Eerste Kamer.

De Europese richtlijn moet uiterlijk 15 november 2024 in nationaal recht zijn omgezet. De twee aandachtspunten, zoals hierboven genoemd, starten eveneens zodra de EU-richtlijn start.

Doel richtlijn toereikende minimumlonen in de Europese Unie

Het doel is de arbeids- en levensomstandigheden in Europa te verbeteren:

  • de wettelijke minimumlonen dienen toereikend te zijn (moeten voldoende zijn om in de basisbehoeften te voorzien, zoals voeding, huisvesting en gezondheidszorg);
  • collectieve onderhandelingen over salarissen dienen bevorderd te worden (de rol van de sociale partners is hierbij van groot belang);
  • werknemers dienen op een betere manier van hun rechten op bescherming van het minimumloon gebruik te kunnen maken (wanneer de wetgeving van het betreffende land en/of collectieve overeenkomsten daaromtrent voorhanden is).

Taken van de lidstaten

Lidstaten met wettelijke minimumlonen moeten een duidelijk omschreven procedure hebben ter vaststelling en aanpassing van het minimumloon. Ze dienen procedures te ontwikkelen om te zorgen dat het minimumloon toereikend is, om daarmee:

  • een behoorlijke levensstandaard te garanderen;
  • een vermindering van de armoede onder werkenden te realiseren;
  • sociale solidariteit en eensgezindheid te bevorderen;
  • de genderloonkloof te verkleinen.

Aanpassing van het minimumloon gebeurt minstens één maal per twee jaar. Voor landen die een automatische indexering hanteren, is dit minstens één maal per vier jaar. Ons kabinet blijft het minimumloon en de referentiewaarden elke vier jaar evalueren.

Maar, let op: de richtlijn heeft géén ondergrens voor de hoogte van het minimumloon! Nationale omstandigheden spelen daarbij een rol. Nederland is uniek in de wijze waarop inkomens worden vastgesteld via fiscaliteit en toeslagen. Hierbij bepaalt het kabinet of de hoogte van het minimumloon als toereikend aangemerkt kan worden. Al met al een ingewikkelde materie.

Daarnaast dienen de lidstaten:

  • nauwkeurig informatie te verzamelen om te kunnen toezien op de bescherming van het minimumloon;
  • alle relevante informatie daaromtrent openbaar te maken;
  • zowel werknemers als werkgever bewust te maken van de maatregelen;
  • werknemers toegang te verschaffen tot effectieve, tijdige en onpartijdige geschillenprocedures en het recht verhaal te doen;
  • zowel werknemers als hun vertegenwoordigers te beschermen tegen een negatieve behandeling door de werkgever;
  • sancties toe te passen indien de verplichtingen, voortkomend uit de richtlijn, worden geschonden.

Minimaal 80% van de werknemers moet onder een CAO werken

Lidstaten met een percentage van minder van 80% werknemers, functionerend onder een CAO, moeten een plan van aanpak maken om dit percentage te verhogen naar 80%. In dit plan van aanpak dienen zowel een duidelijk tijdschema als specifieke acties opgenomen te zijn die voor een hogere dekkingsgraad dienen te zorgen. De lidstaten dienen elke twee jaar bij de Commissie verslag uit te brengen over de dekkingsgraad van de collectieve onderhandelingen, de hoogte van het wettelijk minimumloon en het percentage werknemers, werkend voor het wettelijk minimumloon. De Commissie analyseert de verkregen informatie en brengt verslag uit aan de Raad en het Europees Parlement. De dekkingsgraad in 2022 bedroeg in Nederland 71,8%. Dat is dus onder de 80%. Echter, steeds minder werkenden vallen onder een CAO. De overheid zal dus met een gericht actieplan moeten komen om te voldoen aan de nieuwe richtlijn.

Hervorming toeslagen- en belastingstelsel

Overigens heeft de overheid de ambitie om gedurende deze kabinetsperiode een wetgeving voor te bereiden om te komen tot hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel, alsmede op diverse onderdelen van de sociale zekerheid. Dat zal ook gevolgen hebben voor het minimumloon.

Financiële bijstand voor minima verschilt flink per gemeente

Dit meldt vakbond FNV, na een onderzoek in meer dan zeventig gemeenten. De verschillen kunnen oplopen tot 800 – 900 euro per jaar! Weliswaar zijn de bedragen voor een bijstandsuitkering, zorgtoeslag, energietoeslag en huurtoeslag voor iedereen gelijk, echter de gemeenten hebben de beleidsvrijheid om meer te doen om minima, en daarmee kwetsbaren, financieel te ondersteunen. Dat heeft o.a. te maken met hoe een gemeente er financieel voorstaat, zo meldt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Dat is echter niet de enige reden die leidt tot verschillen in financiële bijstand. Ook de politieke kleur van de gemeenteraad bepaalt mede het beleid van de gemeente. Daarnaast telt het aantal minima dat in een gemeente woonachtig is, ook mee in de mate van financiële ondersteuning. Een rijke gemeente kan méér doen voor de minima, dan een gemeente die minder financiële middelen ter beschikking heeft. Dat leidt tot ongelijkheid, meent de vakbond en vindt dat het onacceptabel is dat een postcode bepaalt hoeveel financiële hulp of zorg geboden wordt. “Mensen in kwetsbare situaties moeten kunnen rekenen op eerlijke en gelijke ondersteuning, ongeacht waar ze wonen”, aldus de vice-voorzitter van de FNV. De vakbond wil dat alle gemeenten dezelfde regels hanteren en verzoekt de Tweede Kamer dit te regelen. Ook wil de vakbond dat de inkomensgrens van regelingen omhoog gaat naar 150%. Bovendien zou de bijzondere bijstand een gift moeten zijn in plaats van een lening. Daartoe dienen gemeenten meer geld te ontvangen om de regelingen te betalen. Bovendien moeten de bezuinigingen worden geschrapt. Nu legt het kabinet de zorg voor inwoners bij de gemeenten neer en kondigt tegelijkertijd gigantische bezuinigingen aan voor 2026. Die gaan terechtkomen bij de meest kwetsbaren in onze samenleving, zo meent de vice-voorzitter. De Vereniging van Nederlandse gemeenten meent: “Wat de gemeenten doen is pleisters plakken op Rijksbeleid”.

(Bron: Metronieuws.nl d.d. 6 oktober 2024).

Lees meer over: